Wij gebruiken cookies

DON gebruikt cookies om bijvoorbeeld de website te verbeteren en te analyseren. Als u meer wilt weten over deze cookies, raadpleeg onze cookieverklaring

Cookies accepteren Instellingen aanpassen

Diabetes type 1 genezen

image

Is diabetes type 1 te genezen?
Diabetes type 1 is op dit moment helaas nog niet te genezen. Wel kun je insuline spuiten om de ziekte onder controle te houden, of in zware gevallen een transplantatie overwegen om de ziekte te verlichten. Op deze pagina lees je welke behandelingen er zijn, en waarom niet iedereen dezelfde behandelingen kan ondergaan.

Insuline spuiten
Als je diabetes type 1 hebt, moet je dagelijks insuline toedienen om je bloedsuikerspiegel te regelen. De bètacellen in je alvleesklier maken namelijk zelf geen insuline meer aan. Insuline spuiten is de “standaardbehandeling” van diabetes type 1. Door insuline te spuiten, houd je diabetes type 1 zoveel mogelijk onder controle. Echter je lost de ziekte er niet mee op. Sterker nog, je kunt als je diabetes type 1 hebt niet zonder insuline!

Als insuline spuiten niet meer helpt
Bij een klein deel van de mensen met diabetes type 1 is insuline toedienen na een aantal jaar niet meer voldoende. Het lukt niet meer om de ziekte onder controle te houden, waardoor de bloedsuikerspiegel te vaak uit balans is. In dat geval kunnen andere behandelingen worden overwogen.

 

Transplanteren bij diabetes type 1


Als insuline spuiten niet werkt om je diabetes type 1 onder controle te houden, komen sommige mensen die ernstige klachten ondervinden, in aanmerking voor een transplantatie van bètacellen. Hierbij worden er gedoneerde bètacellen in je lichaam geplaatst. Met die cellen kan jouw lichaam zelf weer insuline aanmaken, waardoor de ziekte minder heftig wordt of soms zelfs verdwijnt. Bij sommige mensen zijn de resultaten van een transplantatie zo positief, dat ze geen last meer hebben van diabetes type 1. Toch kunnen we dat nog geen ‘genezing van diabetes type 1’ noemen, vanwege de mogelijke bijwerkingen van de transplantatie en de kans dat de ziekte terugkeert. 

Transplanteren van bètacellen: twee manieren
Op dit moment zijn er twee manieren om iemand met diabetes type 1 nieuwe bètacellen te geven: met de transplantatie van een gedoneerde alvleesklier, of door eilandjes van Langerhans in het lichaam in te brengen (dat zijn pakketjes met bètacellen uit een gedoneerde alvleesklier).

Transplantatie van bètacellen (eilandjestransplantatie)
Sommige mensen met diabetes type 1 kunnen sinds enkele jaren een transplantatie van bètacellen ondergaan. Dat kan alleen als insuline spuiten niet werkt en je daardoor ernstige gezondheidsklachten ondervindt.  

Bij het transplanteren van bètacellen worden er zogenaamde eilandjes van Langerhans (pakketjes met bètacellen) uit een gedoneerde alvleesklier gehaald en in je lichaam geplaatst. Daarom wordt de ingreep ook wel een eilandjestransplantatie genoemd.  

De eilandjes van Langerhans worden niet rechtstreeks in je alvleesklier geplaatst. Het risico dat het orgaan daarbij beschadigt is namelijk te groot. Artsen brengen de eilandjes liever aan in de poortader; een grote ader die naar de lever loopt. Daar functioneren de eilandjes goed. De omstandigheden lijken er namelijk op die in de alvleesklier, waar de eilandjes zich normaal gesproken bevinden.

Voor- en nadelen van eilandjestransplantatie
Eilandjes van Langerhans worden door artsen in het lichaam geplaatst met een speciale spuit. Voor de behandeling is dus geen operatie nodig; een of twee injecties onder lokale verdoving zijn genoeg. Daardoor is er weinig kans op problemen tijdens de ingreep en herstel je relatief snel (binnen enkele uren). Wel moet je, net als bij een orgaantransplantatie, je leven lang afstotingsremmende medicijnen slikken. Die voorkomen dat de nieuwe bètacellen een immuunreactie oproepen en daardoor vernietigd worden. Maar de medicijnen kunnen vervelende bijwerkingen hebben. Daarnaast verzwakken ze je immuunsysteem, waardoor je sneller ziek wordt.    

Resultaten van eilandjestransplantatie
Welke resultaten levert de transplantatie van eilandjes op voor mensen met diabetes type 1? Vlak na de ingreep zorgen de overgeplaatste bètacellen vrijwel altijd voor meer insuline in het lichaam, waardoor de bloedsuikerspiegel automatisch stabieler wordt. Vervolgens verschilt het per persoon hoe lang de bètacellen blijven werken. Bij de een produceren de cellen nog jarenlang insuline, waardoor diegene misschien nooit meer insuline hoeft te spuiten. Bij anderen vallen de bètacellen na verloop van tijd uit. Dan is er toch weer een insulinespuit nodig. Bij sommige mensen die een eilandjestransplantatie ondergaan, maken de nieuwe bètacellen wel een klein beetje insuline, maar niet genoeg om de bloedsuikerspiegel volledig stabiel te houden. Daardoor moeten ze zelf ook een kleine hoeveelheid insuline blijven toedienen met een spuit of een pompje.

De transplantatie van bètacellen levert dus wisselende resultaten op. Toch is de ingreep voor de patiënten die het ondergaan vrijwel altijd voordelig, omdat zij doorgaans buitengewoon veel last hebben van hun ziekte. In dat geval heeft iedere stijging van de insulineproductie, hoe klein ook, een positief effect op de gezondheid. 

Getransplanteerde bètacellen beschermen
Getransplanteerde bètacellen gaan vaak na verloop van tijd minder goed werken. Dat komt in veel gevallen doordat ze worden aangevallen door het immuunsysteem. Daarom werken onderzoekers aan manieren om de bètacellen tegen de afweerreactie te beschermen, bijvoorbeeld door ze in een speciaal omhulsel te plaatsen. Met steun van DON worden steeds betere versies van deze implantaten ontwikkeld. Doordat de bètacellen daarin langer en beter functioneren, wordt eilandjestransplantatie langzaam maar zeker voor steeds meer mensen met diabetes type 1 een optie. 

Wanneer kom je in aanmerking voor eilandjestransplantatie?
Aan het transplanteren van eilandjes (met daarin bètacellen) zijn enkele nadelen verbonden, waardoor niet iedereen met diabetes type 1 de behandeling kan ondergaan. Bovendien is er een tekort aan gedoneerde bètacellen voor behandelingen. Daarom wordt op dit moment alleen een eilandjestransplantatie overwogen als insuline spuiten onvoldoende werkt op de lange termijn.   

De transplantatie van eilandjes is minder ingrijpend dan de transplantatie van een volledige alvleesklier. Daardoor komen meer mensen voor deze behandeling in aanmerking. Het probleem is nu nog dat er maar een beperkt aantal bètacellen beschikbaar zijn. Onderzoekers zijn, met steun van DON, keihard aan het werk om te kijken hoe het de productie van bètacellen kan worden opgeschaald.

Transplantatie van de alvleesklier bij diabetes type 1
Als zowel insuline spuiten als de transplantatie van bètacellen niet werkt, kan de transplantatie van een alvleesklier overwogen worden. Deze ingreep is dus alleen voor mensen die heel erg ziek zijn. Bij een alvleeskliertransplantatie (ook wel een pancreastransplantatie genoemd) krijg je een alvleesklier van een donor. Diegene heeft aangegeven de alvleesklier na zijn of haar overlijden, te willen schenken aan iemand die het nodig heeft. Je eigen alvleesklier wordt verwijderd tijdens een operatie, en het gedoneerde orgaan komt ervoor in de plaats. 

Voor- en nadelen van alvleeskliertransplantatie bij diabetes type 1
De transplantatie van een alvleesklier om diabetes type 1 te behandelen, kent verschillende voor- en nadelen. Als de alvleesklier goed blijft werken, kunnen de bètacellen in het orgaan de insulineproductie weer op gang brengen. Daardoor kan je lichaam in veel gevallen zelf de bloedsuikerspiegel regelen. Dan heb je in feite geen diabetes type 1 meer en is insuline toedienen niet meer nodig. 

Transplantatie van de alvleesklier werkt goed, maar is lang niet voor iedereen met diabetes type 1 een geschikte ingreep. Het vereist namelijk een ingrijpende operatie, waarvan je lange tijd moet herstellen. Bovendien kunnen er bij de operatie problemen ontstaan, bijvoorbeeld als de alvleesklier beschadigd raakt. Uiteraard doen artsen en chirurgen voor en tijdens de ingreep hun uiterste best om het orgaan in topvorm te houden. Maar er bestaat bij elke operatie altijd een kleine kans dat er iets misgaat. Bovendien moet je na de operatie je hele leven lang medicijnen slikken. Die voorkomen dat je immuunsysteem de alvleesklier afstoot, maar verhogen ook de kans op infectieziektes en kanker. 

Wanneer kom je in aanmerking voor orgaantransplantatie?
Vanwege de kans op complicaties, en een tekort aan gedoneerde organen, kunnen artsen alleen alvleesklieren transplanteren bij diabetes type 1-patiënten die op geen enkele andere manier geholpen kunnen worden (dus ook niet met een eilandjestransplantatie). Mensen die hiervoor in aanmerking komen, hebben dan ook vaak al jarenlang zoveel last hebben van hun ziekte, dat bijvoorbeeld hun nieren niet meer goed werken. De transplantatie wordt dan vaak tegelijkertijd uitgevoerd met een operatie om de nieren te vervangen.

Nieuwe behandelingen voor diabetes type 1?

Als je diabetes type 1 hebt, zit je vast aan een dagelijkse routine van insuline spuiten. Als je heel erg veel last hebt van (de gevolgen van) je ziekte, kun je in aanmerking komen voor transplantatie. Maar, misschien is er in de toekomst nog wel veel meer mogelijk om jou te helpen. Onderzoekers werken namelijk met man en macht aan nieuwe behandelingen. Daarnaast onderzoeken zij manieren om diabetes type 1 te genezen. DON steunt hen hierin.